De Hoge Raad heeft 5 juli 2019, ECLI:NL:2019:1112, een arrest gewezen over toepassing van de ‘schoonmaakstructuur’ bij een stichting voor onderwijsinstellingen waarbij het bestaan van een fiscale eenheid werd erkend.
Wat houdt de ‘schoonmaakstructuur’ in?
Deze structuur ontleent zijn naam aan het feit dat deze vaak wordt toegepast bij schoonmaakdiensten. Wanneer dergelijke telkens terugkerende diensten worden verricht aan organisaties met geen of slechts een beperkt aftrekrecht, blijft er een aanzienlijk deel aan btw drukken. Om dit te voorkomen wordt de ‘schoonmaakstructuur’ toegepast. Er bestaan diverse varianten, maar een veel voorkomende is die waarbij de organisatie met vrijgestelde activiteiten (hierna ’vrijgestelde organisaties’) met het schoonmaakbedrijf een joint venture oprichten. Veelal is dat een B.V., waarvan de aandelen deels in handen zijn van het schoonmaakbedrijf en deels van de vrijgestelde organisatie. Het personeel van het schoonmaakbedrijf dat de schoonmaakwerkzaamheden uitvoert bij de vrijgestelde organisatie gaat een dienstbetrekking aan met de joint venture. Vervolgens gaat niet het schoonmaakbedrijf, maar de joint venture de schoonmaakdiensten verrichten voor de vrijgestelde organisatie. Het schoonmaakbedrijf blijft enige invloed uitoefenen op de organisatie, toezicht, administratie, e.d. van de werkzaamheden. Daarom gaat ze een toezichtovereenkomst aan met de joint venture.
De vereisten voor juiste werking van de ‘schoonmaakstructuur’
Essentieel voor de werking van de ‘schoonmaakstructuur’ is dat er tussen de vrijgestelde organisatie en de joint venture een fiscale eenheid kan worden gevormd. Daarvoor dient te worden voldaan aan een drietal verwevenheidsvereisten:
- Wanneer het aandelenbezit en zeggenschap van de vrijgestelde organisatie in de joint venture groter is dan 50%, voldoet zij aan het vereiste van financiële verwevenheid;
- Van organisatorische verwevenheid is sprake als de ondernemers onder een gezamenlijke, althans als eenheid functionerende leiding staan, dan wel als de leiding van de ene ondernemer in een positie van feitelijke ondergeschiktheid verkeert ten opzichte van die van de andere ondernemer. Bij de ‘schoonmaakstructuur’ zou dan gedacht kunnen worden aan de situatie dat het bestuur van de joint venture hetzelfde is als het bestuur van de vrijgestelde organisatie.
- Ten slotte geldt nog het vereiste van economische verwevenheid. Daarvan is onder meer sprake als een van de ondernemers hoofdzakelijk complementaire prestaties verricht aan de andere ondernemer. Bij de ‘schoonmaakstructuur’ wordt ook daar aan voldaan, nu de joint venture enkel schoonmaakdiensten verricht aan de vrijgestelde organisatie.
Omdat de dienstverlening van de joint venture aan de vrijgestelde organisatie binnen de fiscale eenheid btw plaatsvindt, is deze niet onderhevig aan btw-heffing. De vrijgestelde organisatie wordt enkel geconfronteerd met een klein stukje niet aftrekbare btw ter zake van de toezichtdiensten door het schoonmaakbedrijf.
Belangrijke uitspraak Hoge Raad
5 juli 2019 oordeelde de Hoge Raad, ECLI:NL:HR:2019:1112, over een casus waarbij de toepassing van de ‘schoonmaakstructuur’ in het geding was. In die casus ging het om een onderwijsinstelling, die tevens een aantal nevenactiviteiten verrichtte. De inspecteur was van mening dat haar hoofdactiviteiten als niet-economische activiteiten zijn te kwalificeren. Omdat de activiteiten van de joint venture nagenoeg geheel plaatsvonden ten behoeve van de niet-economische onderwijsactiviteiten van de onderwijsinstelling werd volgens de inspecteur niet voldaan aan het vereiste van economische verwevenheid, zodat geen sprake was van een fiscale eenheid btw. De Hoge Raad oordeelde echter dat ook prestaties die een ondernemer aan een andere ondernemer verricht en die dienstbaar zijn aan niet-economische activiteiten van die andere ondernemer, in aanmerking moeten worden genomen bij de beoordeling of sprake is van economische verwevenheid.
Ook werd volgens de inspecteur niet voldaan aan een ander vereiste voor het ontstaan van een fiscale eenheid btw, namelijk de organisatorische verwevenheid. Hoewel het bestuur van de onderwijsinstelling formeel ook het bestuur vormde van de joint venture, werd de dagelijkse leiding voor een groot deel verricht door een derde, te weten het schoonmaakbedrijf. Ook dit standpunt bleef in cassatie niet overeind.
Ten slotte bracht de inspecteur nog het wapen van misbruik van recht in de strijd. In dat geval moet worden aangetoond dat het wezenlijke doel van de betrokken handelingen uitsluitend erin bestaat een belastingvoordeel te verkrijgen. Omdat er veelal, naast het behalen van een btw-voordeel, ook niet onbelangrijke andere argumenten zijn voor het opzetten van een dergelijke structuur, zal niet al te snel sprake zijn van misbruik van recht. Dat was in deze casus ook het oordeel van de Hoge Raad.
Gevolgen voor de praktijk
Dit arrest lijkt mogelijkheden te bieden voor een aanzienlijke belastingbesparing in geval van terugkerende diensten van substantiële omvang aan (gedeeltelijke) vrijgestelde organisaties. Daarbij is onder meer van belang dat er goede afspraken kunnen worden gemaakt met de dienstverlener (zoals het schoonmaakbedrijf), er andere argumenten vallen aan te wijzen dan enkel belastingbesparing en kan worden voldaan aan de voorwaarden van de fiscale eenheid btw.
Wilt u checken of uw organisatie ook succesvol gebruik kan maken van de ‘schoonmaakstructuur’ om zo een btw-besparing te realiseren? Neem dan vrijblijvend contact met mij op.