Invoering tweeschijventarief in IB
De in het Belastingplan 2019 voorgestelde invoering van het tweeschijvenstelsel in de IB gaat vrij snel. Al in 2021 zijn de huidige vier tarieven vervangen door een basistarief van 37,05% voor inkomens tot en met € 68.507 en een toptarief van 49,50% (2019: 51,75%).
Tariefmaatregel voor bepaalde aftrekposten
Vanaf 1 januari 2020 volgen bepaalde aftrekposten het versnelde afbouwschema van de hypotheekrenteaftrek. In 2020 is het aftrektarief voor al deze ‘grondslagverminderende posten’ maximaal 46%, in 2021 43%, in 2022 40% en in 2023 is het aftrektarief gelijk aan het basistarief van 37,05%.
Deze tariefmaatregel is alleen van toepassing op belastingplichtigen die zonder de ‘grondslagverminderende posten’ een belastbaar inkomen zouden hebben in de hoogste schijf.
De ‘grondslagverminderende posten’ zijn:
- De ondernemersaftrek;
- De MKB-winstvrijstelling;
- De terbeschikkingstellingsvrijstelling;
- De aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning, bedoeld in artikel 3.120 Wet IB 2001 (hypotheekrenteaftrek);
- De persoonsgebonden aftrek, bedoeld in artikel 6.1. Dat zijn op dit moment (2018):
- Uitgaven onderhoudsverplichtingen;
- Uitgaven specifieke zorgkosten;
- Weekeinduitgaven gehandicapten;
- Scholingsuitgaven (afschaffing per 1 januari 2020);
- Uitgaven voor monumentenpanden (afschaffing per 1 januari 2019)
- Aftrekbare giften;
- Het restant persoonsgebonden aftrek van voorgaande jaren en – op grond van overgangsrecht – verliezen op beleggingen in durfkapitaal.
Nooit voordeel van tariefmaatregel
Voor de MKB-winstvrijstelling en de terbeschikkingstellingsvrijstelling wordt de maatregel alleen toegepast, indien het gezamenlijke bedrag van de met de ondernemersaftrek verminderde winst of het gezamenlijk bedrag van het resultaat, positief is. Dat betekent dat, zodra een van deze vrijstellingen het karakter heeft van grondslagvermeerderende post (‘bijtelling’), het hoogste tarief ‘gewoon’ van toepassing blijft.
De tariefmaatregel geldt om die reden ook niet voor de negatieve persoonsgebonden aftrek van artikel 3.139 Wet IB 2001.
De tariefmaatregel kan onverwacht fiscaal ongunstig uitpakken.
Rekenvoorbeeld weinig aftrekken meer bijbetalen?
Een innovatieve biotech-specialist neemt in 2019 ontslag en start als ondernemer. Hij maakt een goede start; zijn partner werkt mee. Niet alles zit mee in 2019. Hij wordt aangereden en kan een periode niet werken. Hij voldoet niet meer aan het urencriterium en heeft bovendien hoge uitgaven voor ziektekosten. Hij kan specifieke zorgkosten van € 10.000 in aanmerking nemen tegen een aftrektarief van 36,65% (1e tariefschijf 2019).
In 2020 draait de onderneming een stuk beter en de belastbare winst is voor de toepassing van de ondernemersaftrek zelfs hoger dan € 68.507. Hij krijgt een deel van zijn ziektekosten vergoed van de verzekeraar van degene die hem aanreed en moet deze vergoeding hierdoor als negatieve persoonsgebonden aftrek in aanmerking nemen, tegen het hoogste tarief van 49,50% (hoogste tariefschijf 2020). Dit resulteert per saldo in een belastingnadeel voor de ziektekosten van netto € 1.285 [(49,5% -/- 36,65%) * € 10.000].
Wees alert en voorkom tariefsnadeel
Alerte ondernemers en adviseurs hebben genoeg mogelijkheden om dit soort situaties te voorkomen en een hogere aftrek en/of een negatieve persoonsgebonden aftrek tegen een lager tarief te realiseren. Maar dan moet u wel bij de les zijn.
Scholingskosten blijven aftrekbaar, mits ondernemingskosten
Dat brengt ons bij een wat tegenstrijdig voornemen van het kabinet: het vervangen van de aftrek voor monumentenpanden per 1 januari 2019 en de scholingsaftrek per 1 januari 2020 door subsidieregelingen. Ondernemers kunnen immers scholingskosten die als ondernemingskosten kwalificeren in mindering blijven nemen, wat het verschil tussen werknemers en ondernemers juist weer iets doet toenemen.
Zolang deze tegenstrijdigheid niet wordt gecorrigeerd is dit een kleine opsteker voor IB-ondernemers. En dat mag best nu het MKB er bekaaid af komt in vergelijking met werknemers en vooral het grootbedrijf, dat wordt bediend met de afschaffing van de dividendbelasting.
Top tien moeilijk uitvoerbare posten Belastingdienst
Wat hebben alle te beperken aftrekposten gemeen? Heel simpel: de hypotheekrenteaftrek en de persoonlijke aftrekposten voor specifieke zorgkosten, scholingsuitgaven, uitgaven voor monumentenpanden en aftrekbare giften, staan al jaren op de top tien lijstjes van moeilijk uitvoerbare posten. De Commissie Van Dijkhuizen noemde in zijn Interimrapport van 22 oktober 2012 deze aftrekposten allemaal als posten waarvoor renseignering niet mogelijk was met de huidige regelgeving/gegevensuitwisseling. Belastingplichtigen maken volgens de Belastingdienst bovendien veel fouten uit onwetendheid en slordigheid. Voorinvulling van gegevens voorkomt die fouten grotendeels stelt de Belastingdienst d.d. 3 april 2018 nu ook voor ondernemers. Dr. J.C.K.W. Bartel adviseerde al in 1988 om uitsluitend aftrekposten in het nog te ontwikkelen aangifteprogramma op te nemen die volledig met gegevens van derden voor in te vullen waren.
Achterhaald plan met achterhaalde automatiseringskeuzes Belastingdienst
Automatiseren is mensenwerk. De Belastingdienst, dr. J.C.K.W. Bartel en de Commissie Van Dijkhuizen bouwen voort op een achterhaalde keuze van dertig jaar geleden: gegevensuitwisseling met (relatief) grote ‘derden’, zoals werkgevers, banken en verzekeraars, verhuurders of, in de recent voorgestelde proef, met ANBI-instellingen. De uitvoeringskosten van de versobering van de ‘grondslagverminderende posten’ zijn navenant hoog. Volgens de Memorie van Toelichting van het Belastingplan 2019 kost een structurele besparing van € 588.000 ruim meer dan dat, namelijk € 820.000.
De (meer dan) dertig jaar oude systematiek is volledig achterhaald. Waarom bijvoorbeeld alleen gegevens van grotere giften laten renseigneren door grote ANBI’s? Ik heb er al vaker voor gepleit. Grijp de opkomst van crowdfundingplatformen, fintechs en de herziening van de giftenaftrek aan om de technieken te testen die het mogelijk maken om de keuze voor uitwisseling bij de belastingplichtigen zelf te leggen, de gekozen gegevens op goede, controleerbare manier op te tellen en de totalen bij de aangifte uit te wisselen met de Belastingdienst. Dan kunnen alle top-tien lijstjes van moeilijk uitvoerbare regelingen en de gevolgen ervan de prullenbak in en echte keuzes worden gemaakt!