De verdeling van pensioen bij scheiding in huidige wetgeving
De verdeling van pensioen bij scheiding is geregeld in de Pensioenwet (hierna: de PW) en de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (hierna: Wet VPS). In de PW is de verdeling van het partnerpensioen van de deelnemer/niet-DGA geregeld. In de Wet VPS is de verdeling van het ouderdomspensioen geregeld en sinds 1 januari 2007 tevens de verdeling van het partnerpensioen van de DGA. Daarbij is standaard thans dat het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen bij helfte wordt verevend en het volledig opgebouwde partnerpensioen wordt afgesplitst en verzelfstandigd ten behoeve van de gewezen partner.
De Wet VPS is al enkele malen geëvalueerd. De laatste evaluatie uit 2017/2018 heeft ertoe geleid dat de wettelijke regeling rondom het verdelen van pensioen bij scheiding ingrijpend wordt aangepast. Op 10 december 2018 is daartoe het consultatiedocument over de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021 (hierna: Wet PVS 2021) gepubliceerd. Deze wet zal bestaan naast de Wet VPS, omdat de pensioenverdeling bij (echt)scheidingen die vóór de inwerkingtreding van de Wet PVS 2021 zijn ingeschreven onverminderd op grond van de Wet VPS worden afgewikkeld. De Wet PVS 2021 zal zodoende uitsluitend van toepassing worden op (echt)scheidingen die op of ná 1 januari 2021 worden ingeschreven.
De systematiek rondom pensioenverdeling wijzigt met de invoering van de Wet PVS 2021 ingrijpend. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de Wet VPS en de Pensioenwet.
Conversie wordt de nieuwe standaard
Conversie in een zelfstandige aanspraak op ouderdomspensioen ten behoeve van de gewezen echtgenoot wordt de nieuwe standaardregeling. Uitgangspunt voor de standaardconversie is dat de helft van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen en de helft van het tijdens het huwelijk opgebouwde partnerpensioen worden omgezet in een zelfstandig ouderdomspensioen voor de gewezen echtgenoot/geregistreerd partner.
Standaardconversie vindt automatisch plaats
Het indienen van een van overheidswege vastgesteld meldingsformulier is niet meer nodig. De pensioenuitvoerders worden verplicht de pensioenverdeling op basis van standaardconversie uit te voeren, zodra zij uit de basisregistratie personen informatie ontvangen omtrent een scheiding. Standaardconversie vindt automatisch plaats direct nadat de reactieperiode van zes maanden ná de scheiding is verlopen, tenzij de gewezen echtgenoten binnen deze reactieperiode aan de pensioenuitvoerder laten weten dat zij een andere pensioenverdeling zijn overeengekomen. Ten behoeve van uniformiteit vindt de conversie daarbij plaats tegen nog nader vast te stellen uniforme rekenregels.
Indien de gewezen echtgenoten binnen zes maanden ná de scheiding hertrouwen, vindt geen conversie plaats. Reden hiervoor is dat anders een eigen aanspraak op ouderdomspensioen ontstaat, die inkomens- en belastingarbitrage mogelijk maakt. Kennelijk gaat de wetgever er hierbij van uit dat art. 1:166 BW, anders dan in geval van verevening, niet tot gevolg heeft dat conversie wordt teruggedraaid.
Reactieperiode om af te wijken van standaardconversie
Indien de (gewezen) echtgenoten of (gewezen) geregistreerd partners de toepassing van de Wet PVS 2021 hebben uitgesloten of van de standaardconversie afwijkende afspraken hebben gemaakt, zoals een afwijkende verdelingsperiode of een afwijkend verdelingspercentage, dan wel keuze voor verevening (met eventueel een afwijkende verdelingsperiode of een afwijkend verdelingspercentage), dienen de gewezen echtgenoten of gewezen geregistreerd partners een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de akte huwelijkse voorwaarden of echtscheidingsconvenant aan de pensioenuitvoerder te overleggen. Hiervoor geldt een termijn van zes maanden ná de scheiding.
In geval van standaardconversie is geen instemming van de pensioenuitvoerder vereist; de pensioenuitvoerder moet immers de standaardconversie op grond van de wet verplicht uitvoeren. Indien echter een afwijkende verdelingsperiode of een afwijkend verdelingspercentage wordt overeengekomen, is deze afspraak slechts geldig indien de pensioenuitvoerder zich bereid heeft verklaard hiermee in te stemmen. Dit is zowel het geval indien wordt gekozen voor conversie als het geval indien wordt gekozen voor verevening.
Indien de gewezen echtgenoten of gewezen geregistreerd partners in geval van conversie een afwijkende verdelingsperiode overeenkomen, geldt deze afwijkende verdelingsperiode zowel voor het ouderdomspensioen als het partnerpensioen. In geval van verevening kan de verdelingsperiode voor het ouderdomspensioen wel afwijken van de verdelingsperiode voor het partnerpensioen.
Verevening als keuzemogelijkheid
De gewezen echtgenoten kunnen desgewenst afwijken van de standaardregeling (conversie) en in plaats daarvan kiezen voor verevening van de aanspraken op ouderdomspensioen en behoud van de afgesplitste aanspraken op bijzonder partnerpensioen . Daarvoor is vereist dat de gewezen echtgenoten gezamenlijk de pensioenuitvoerder binnen zes maanden ná de (echt)scheiding schriftelijk omtrent deze keuze informeren, zulks onder overlegging van een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de akte huwelijkse voorwaarden of echtscheidingsconvenant waarin de afwijking van de standaardregeling is overeengekomen. Het recht op uitbetaling van het deel van het ouderdomspensioen bestaat dan jegens de pensioenuitvoerder.
In geval van een reeds ingegaan pensioen dient een eventuele afwijking van de standaardregeling binnen twee maanden te worden gemeld. Zo nodig corrigeert de pensioenuitvoerder dan zelf de reeds uitgekeerde pensioenen.
Verevening soms verplicht
Naast verevening als keuzemogelijkheid vindt in een aantal situaties verevening verplicht plaats.
Ten eerste is dit het geval indien de scheiding niet in de basisregistratie personen wordt opgenomen, zoals in geval van scheiding van tafel en bed of in geval van een scheiding in het buitenland. Indien de scheiding in dergelijke situaties binnen één jaar (= twaalf maanden) ná de scheiding bij de pensioenuitvoerder wordt gemeld, bestaat het recht op uitbetaling van het deel van het ouderdomspensioen in deze situaties jegens de pensioenuitvoerder. Wordt de scheiding niet of ná één jaar ná de scheiding bij de pensioenuitvoerder gemeld bestaat het recht op uitbetaling van het deel van het ouderdomspensioen uitsluitend jegens de verdelingsplichtige echtgenoot.
Ten tweede vindt verplicht verevening plaats indien sprake is van een buitenlandse pensioenregeling. Het recht op uitbetaling van het deel van het ouderdomspensioen bestaat in deze situatie uitsluitend jegens de verdelingsplichtige echtgenoot.
Voor de volledigheid vermeld ik als derde situatie dat ook in geval van een ná het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd uitgekeerd herberekend arbeidsongeschiktheidspensioen eveneens verplicht verevening plaatsvindt. Dit is een vrij zeldzame situatie die ik verder onbesproken laat.
Beperktere verdeling van het partnerpensioen
Ook ten aanzien van het partnerpensioen gaat gelden dat slechts de tijdens de relatie (lees: huwelijk, geregistreerd partnerschap of periode van ongehuwd samenwonen) opgebouwde aanspraken op partnerpensioen worden verdeeld. Bovendien verkrijgt de gewezen partner slechts de helft van de tijdens de relatie opgebouwde aanspraken op partnerpensioen.
Hoofdregel voor gewezen echtgenoten en gewezen geregistreerd partners hierbij wordt dus dat de helft van de tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap opgebouwde aanspraken op partnerpensioen samen met de helft van de tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen in de standaardconversie worden begrepen. Afwijkingen ten aanzien van de verdelingsperiode of het verdelingspercentage zijn mogelijk met instemming van de pensioenuitvoerder, maar worden vervolgens wel direct meegenomen in de conversie.
In geval van gewezen ongehuwd samenwonende partners blijven de aanspraken op bijzonder partnerpensioen als zodanig behouden; voor dergelijke gewezen partners geldt de Wet PVS 2021 immers niet en kan geen sprake zijn van (een wettelijk recht op) conversie (of verevening). De gewezen ongehuwd samenwonende partners dienen de beëindiging van hun relatie wel te melden aan de pensioenuitvoerder. Een dergelijke relatie is immers niet opgenomen in de basisregistratie personen en zodoende wordt ook de beëindiging van een dergelijke relatie niet vanuit de basisregistratie personen aan de pensioenuitvoerder doorgegeven.
Uiteraard blijven de aanspraken op bijzonder partnerpensioen als zodanig ook behouden indien gewezen echtgenoten en gewezen geregistreerd partners tijdig hun keuze uitbrengen voor verevening in plaats van (standaard)conversie.
Indien een aanspraak op bijzonder partnerpensioen zou ontstaan die op het tijdstip van de scheiding minder dan € 2 bedraagt, vervalt deze aanspraak op bijzonder partnerpensioen. Met andere woorden, dan verkrijgt de gewezen partner geen aanspraak op bijzonder partnerpensioen.
Bijzonder partnerpensioen gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerd partner DGA
Thans is het bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerd partner van de DGA geregeld in art. 3a Wet VPS. Dit wordt voortgezet onder de Wet PVS 2021 in art. 8. Opvallend is evenwel dat in de Wet PVS 2021 wordt bepaald dat de gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerd partner in geval van scheiding een aanspraak op bijzonder partnerpensioen verkrijgt dat gelijk is aan het tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap door de DGA opgebouwde partnerpensioen. Dit wijkt dus af van de niet-DGA situatie, waarbij de gewezen partner slechts de helft van het tijdens de relatie opgebouwde partnerpensioen verkrijgt. Uit de toelichting wordt niet duidelijk waarom dit verschil is aangebracht en wordt niet onderbouwd waarom voor de gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerd partner van de DGA een andere regeling zou behoren te gelden dan voor de gewezen partner van een niet-DGA.
De gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerd partner van de DGA verkrijgt overigens uitsluitend een aanspraak op bijzonder partnerpensioen indien geen sprake is van (standaard)conversie. Daartoe wordt in art. 8, lid 2 Wet PVS 2021 verwezen naar art. 3 Wet PVS 2021, maar dit lijkt ons art. 4 Wet PVS 2021 te moeten zijn. In art. 4 Wet PVS 2021 is immers de conversie uitgewerkt. De verwijzing naar art. 3 Wet PVS 2021 sluit naar mijn mening niet aan op de bedoeling van art. 8, lid 2 Wet PVS 2021.
De vraag is wat er gebeurt indien wordt gekozen voor standaardconversie (= hoofdregel). Uit de toelichting is af te leiden dat in dat geval slechts de helft van het tijdens het huwelijk opgebouwd partnerpensioen in aanmerking wordt genomen en samen met de helft van het tijdens het huwelijk opgebouwd ouderdomspensioen wordt omgezet in een zelfstandig ouderdomspensioen voor de gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerd partner van de DGA. Behoudt de gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerd partner van de DGA vervolgens nog de andere helft van het tijdens het huwelijk opgebouwd partnerpensioen, of blijft het bij het zelfstandig ouderdomspensioen?
Meer mogelijkheden ná conversie
Op de door de gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerd partner ná (standaard)conversie verkregen eigen (aanspraken op) ouderdomspensioen is de PW van toepassing. Uitgezonderd zijn slechts art. 58, alsmede, doch uitsluitend indien de pensioenregeling daarin voorziet, art. 80 en art. 89. De betreffende artikelen van de Pensioenwet vindt u hier. Dit betekent dat bijvoorbeeld wel alle andere vormen van waardeoverdracht kunnen plaatsvinden en dat uitruil naar een partnerpensioen voor een nieuwe partner mogelijk is, hetgeen een verruiming van de huidige mogelijkheden betekent. Zie daarvoor art. 4 PW.
Ondergrens pensioenverdeling wordt aangepast
Pensioenverdeling vindt niet plaats (op grond van de Wet PVS 2021) indien op het tijdstip van de scheiding het tijdens de huwelijkse periode opgebouwd ouderdomspensioen minder bedraagt dan de wettelijke afkoopgrens (2019: € 484,09). Het maakt hierbij niet uit of de gewezen echtgenoten of gewezen geregistreerd partners de verdelingsperiode oprekken om boven het bedrag van de afkoopgrens te komen. Dit laatste wordt niet in aanmerking genomen voor de beoordeling of wel of niet wordt verdeeld.
Een en ander leidt tot meer pensioenverdeling dan onder de toepassing van de Wet VPS. In de Wet VPS is namelijk bepaald dat verevening ( op grond van de wet) niet plaatsvindt, indien op het tijdstip van de scheiding het recht op uitkering van het deel van het ouderdomspensioen dat de vereveningsgerechtigde verkrijgt beneden de wettelijke afkoopgrens ligt (2019: € 484,09). In de Wet VPS wordt dus het resultaat van de pensioenverdeling beoordeeld, terwijl in de Wet PVS 2021 de concrete opbouw tijdens de huwelijkse periode wordt beoordeeld.
Indien aldus geen pensioenverdeling plaatsvindt, ziet dit uitsluitend op het niet verdelen van het ouderdomspensioen. Het partnerpensioen wordt namelijk wel verdeeld, waarbij de gewezen partner dus de helft van het tijdens de relatie opgebouwde partnerpensioen verkrijgt. In een dergelijke situatie zal vrijwel zeker sprake zijn van klein bijzonder partnerpensioen dat eveneens onder de afkoopgrens blijft. Hiervoor wordt een speciaal uitruilrecht geïntroduceerd.
Uitruilrecht klein bijzonder partnerpensioen
De gewezen partner die op of ná 1 januari 2021 aanspraken op bijzonder partnerpensioen verkrijgt die beneden de afkoopgrens blijven, heeft het recht en kan er dus voor kiezen om deze aanspraken op bijzonder partnerpensioen om te zetten in een eigen aanspraak op ouderdomspensioen. Van deze mogelijkheid dient de gewezen partner uiterlijk op de pensioeningangsdatum van het te verkrijgen ouderdomspensioen gebruik te maken. De pensioenuitvoerder heeft een vergelijkbare mogelijkheid: die kan binnen één jaar (= twaalf maanden) ná de (echt)scheiding dergelijke aanspraken op bijzonder partnerpensioen uitruilen in aanspraken op ouderdomspensioen voor de gewezen partner, mits de gewezen partner daarmee instemt.
Overgangsregeling bestaand klein bijzonder partnerpensioen
Bij wijze van overgangsregeling kan de pensioenuitvoerder ná inwerkingtreding van de Wet PVS 2021 gedurende twee jaar, derhalve tot 1 januari 2023, de vóór 1 januari 2021 ontstane aanspraken op bijzonder partnerpensioen die beneden de afkoopgrens blijven, uitruilen in aanspraken op ouderdomspensioen voor de gewezen partner, mits de gewezen partner daarmee instemt.
Tot slot
De verdeling van pensioenrechten bij echtscheiding is in de praktijk een moeilijke kwestie. De Pensioenwet en de Wet verevening pensioenrechten bij scheiden is thans de juridische basis om tot een verdeling te komen. Vaak is het niet te voorkomen dat gewezen partners met betrekking tot de pensioenrechten levenslang aan elkaar verbonden blijven. Dat gaat veranderen als het Wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding 2021 doorgaat. De standaard verdeelmethode wordt dan conversie.
Heeft u vragen over dit wetsvoorstel of over pensioenverdeling in een specifiek geval, neem dan gerust vrijblijvend contact met mij op.