Een lagere ouderenkorting levert een onverwacht hoge aanslag op
AOW-gerechtigden komen in aanmerking voor toepassing van de ouderenaftrek. Onlangs werd ik gebeld door een cliënte. Ze had met de VIA de aangifte van haar 75-jarige vader gemaakt. Daar kwam uit dat hij ruim € 2.000 inkomstenbelasting moest bij betalen. Volgens haar kon dat niet kloppen, want andere jaren moest hij nooit zo veel bijbetalen. Ze vroeg daarom of ik er eens naar wilde kijken. Zij leverde de stukken van haar vader aan en op basis daarvan stelde ik zijn aangifte op met mijn aangiftesoftware. Hij had AOW en wat pensioen en een eigen woning met een kleine hypotheek. Zijn vermogen in box 3 was minder dan de vrijstelling. Helaas kwam ik ook tot een zelfde conclusie. Maar waardoor kwam dat grote verschil?
Hij kreeg al jaren een voorlopige teruggaaf. In 2016 had hij de rente van zijn eigenwoninglening verlaagd. Die renteverlaging had hij niet doorgegeven aan de belastingdienst, dus die aanpassing was in 2016 niet verwerkt in zijn voorlopige teruggaaf. De renteverlaging was echter niet zodanig, dat dat een volledige verklaring gaf voor het bij te betalen bedrag volgens de aangifte. Daarom nog wat verder gekeken.
Wat bleek? In de voorlopige teruggave over 2016 was er van uitgegaan dat hij recht had op de verhoogde ouderenkorting. Door de renteverlaging kwam zijn inkomen echter net boven de grens die geldt voor de ouderenkorting. Door de renteverlaging ging hij maar een paar honderd euro over de grens heen (in 2017 ligt de grens bij een verzamelinkomen van € 36.057), maar daardoor werd zijn ouderenkorting ruim € 1.100 lager! Dat gaf dus een verklaring voor ruim de helft van het bij te betalen bedrag.
Oplossing voor verkrijging hogere ouderenkorting
Voor 2016 kon er niets meer aan gedaan worden. Maar voor 2017 kan er nog wel wat aan gedaan worden. Ten eerste heb ik voor 2017 de voorlopige teruggave aangepast, zodat de vader van cliënte bij zijn aangifte volgend jaar niet weer tegen een vervelende verrassing aan loopt. Maar het was wel zonde dat haar vader geen gebruik meer kon maken van de verhoogde ouderenkorting, vooral omdat haar vader maar een klein beetje boven de grens zat. Ik zocht daarom naar een oplossing. Door mijn oplossing kan haar vader om het jaar gebruik kan maken van de verhoogde ouderenkorting. Als hij namelijk in 2017 al de eerste 6 maanden van zijn hypotheekrente over 2018 betaalt (naast de gebruikelijke hypotheekrente over 2017), kan hij die rente in 2017 ten laste van zijn inkomen brengen. Voor 2017 komt hij daardoor onder de grens voor de verhoogde ouderenkorting, dus dat levert hem een besparing op van ruim € 1.200. De moeite waard. In 2018 komt zijn inkomen – helaas – weer boven de grens voor de verhoogde ouderenkorting uit. Maar in 2019 kan hij de truc met het vooruitbetalen van de hypotheekrente weer herhalen, zodat hij dan weer de extra ouderenkorting kan pakken.
Let op, de vooruitbetaalde rente is alleen in het jaar van betaling aftrekbaar, voor zover het betrekking heeft op een tijdvak die niet later eindigt dan 1 juli van het volgende jaar.
Check je cliëntenbestand op toepassing ouderenkorting!
De moraal van het verhaal: kijk bij cliënten die qua inkomen rond de grens zitten voor de verhoogde ouderenkorting, of hun inkomen kan worden gedrukt, door bijvoorbeeld rente vooruit te betalen of door een aftrekbare – periodieke – gift te doen. Daarmee “spelen” kan de moeite lonen. Dat komt doordat de ouderenkorting uitgaat van zo’n abrupte afbouw. Als je € 1 boven de grens komt, is de ouderenkorting maar € 71 in plaats van € 1.291.