Uitspraak Europese Hof
Volgens het arrest van het Europese Hof van 13 juni 2019 verricht een lid van de RvC niet zelfstandig een economische activiteit, als hij weliswaar op geen enkele wijze hiërarchisch ondergeschikt is ten aanzien van het bestuur of de RvC, maar noch in eigen naam, noch voor eigen rekening, noch onder zijn eigen verantwoordelijkheid handelt, maar handelt voor rekening en onder de verantwoordelijkheid van diezelfde raad, en evenmin het economische bedrijfsrisico draagt, aangezien hij een vaste vergoeding ontvangt die niet afhankelijk is van zijn deelname aan vergaderingen of van zijn feitelijk gewerkte uren.
Gevolgen uitspraak Europese Hof
Voor veel commissarissen en leden van een Raad van Toezicht zal de uitspraak van het Europese Hof ertoe leiden dat niet langer BTW afgedragen moet worden over de ontvangen vergoeding. Daar staat tegenover dat de BTW op door de commissaris gemaakte kosten niet langer in aftrek kan worden gebracht. Met name voor BTW-vrijgestelde ondernemers zoals zorginstellingen en woningcorporaties met commissarissen ontstaat een BTW-voordeel door de uitspraak van het Europese Hof omdat zij niet langer geconfronteerd worden met niet aftrekbare BTW op vergoedingen aan commissarissen.
Ingediende bezwaarschriften tegen de afdracht van BTW over de commissarisbeloning kunnen met de uitspraak van het Europese Hof in de hand worden afgewerkt. Indien geen bezwaar is ingediend is het de vraag of de Belastingdienst alsnog (over de jaren vanaf 2014) instemt met een verzoek om ambtshalve teruggave van BTW.
Kamervragen
Over de reikwijdte van de uitspraak van het Europese Hof en over hoe de Belastingdienst moet handelen ten aanzien van in het verleden afgedragen BTW zijn inmiddels Kamervragen gesteld. Daarbij is verzocht het te voeren beleid in een beleidsbesluit vast te leggen.