Wijzigingen in de werkkostenregeling
Het plan is om de vrije ruimte in de werkkostenregeling van 1,2% van de totale fiscale loonsom uit te breiden met een ‘eerste schijf’ die loopt tot en met € 400.000 van de fiscale loonsom waarop een vrije ruimte van 1,7% toegepast mag worden (let op dat deze bij toepassing van de concernregeling slechts bij één concernonderdeel toepasbaar is). Daarnaast zullen de kosten voor de Verklaring omtrent het Gedrag (VOG) gericht vrijgesteld zijn (mits aangewezen als werkkosten). De termijn voor de aangifte eindheffing wegens overschrijding van de vrije ruimte zal verruimd worden naar het tweede aangiftetijdvak in het eerstvolgende kalenderjaar na het jaar van overschrijding. Bovendien is het voorstel om de waardering van producten uit het eigen bedrijf steeds te stellen op de waarde in het economische verkeer in plaats van in voorkomende gevallen op de consumentenprijs.
Aantal oplossingen ontbreken in WKR
Op basis van de ‘Evaluatie werkkostenregeling’ ontbreken een aantal oplossingen voor concrete knelpunten binnen de WKR zonder de regeling complexer te maken of mogelijke budgettaire consequenties die daaraan zijn verbonden, zoals de Staatssecretaris van Financiën in de brief bij de evaluatie vermeldde. Het gaat om het:
- afschaffen van het verplichte aanwijzen als werkkosten van gerichte vrijstellingen;
- toestaan dat de werkgever het loonvoordeel uit de verstrekking van maaltijden door middel van een steekproef vaststelt;
- herinvoeren van de normrente om het voordeel bij de personeelslening te kunnen berekenen;
- bieden van meer duidelijkheid in het Handboek Loonheffingen op het gebied van de eigen bijdragen van werknemers in relatie tot het noodzakelijkheidscriterium.
Daarnaast is het de vraag of het eindheffingstarief van 80% nog wel in lijn is met de verlaging van het loon- en inkomstenbelastingstarief en de invoering van het (in beginsel) twee schijvenstelsel. Hierover zijn inmiddels al vragen gesteld in het Verslag van 10 oktober 2019.
Belangrijkste overige maatregelen uit het Belastingpakket 2020
Voorgesteld is om de maximale vrijwilligersregeling met ingang van 1 januari 2020 jaarlijks aan het begin van het jaar te indexeren (wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2020), nr. 35 302, TK, vergaderjaar 2019-2020, nr. 2). Hierbij zal een afronding gelden van € 100 op het jaarlijkse maximum van de vrijwilligersvergoeding en € 10 op het maandelijkse maximum.
Een S&O-verklaring zal vier maal per jaar in plaats van driemaal kunnen worden aangevraagd. Bovendien wordt het uiterste moment van indiening van de aanvraag van de verklaring in beginsel gesteld op de dag (in plaats van een maand) voorafgaand aan de periode waarop de aanvraag ziet. Bovendien zullen bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld over de verschoonbaarheid van een termijnoverschrijding bij een verstoring van het digitale loket (RVO.nl).
Voor de definitie van een vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger zal in de Wet LB 1964 worden verwezen naar het nieuwe artikel 3, lid 4 tot en met lid 12 van de Wet Vpb 1969. De bepaling in de Wet LB 1964 ‘als een vaste inrichting in ieder geval aangemerkt’ zal hiermee komen te vervallen (wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen 2020, nr. 35 303, TK, vergaderjaar 2019-2020, nr. 2).
Voor door de werkgever ter beschikking gestelde auto’s met een nul emissie gaat een afbouw gelden van het verlaagde tarief voor de bijtelling voor privégebruik over een periode van 1 januari 2020 tot aan 31 december 2025.
Van wetsvoorstel naar wet
Een Belastingplan, c.q. -pakket is een voorstel tot wijziging van een aantal wetten. In de praktijk blijkt dat de meeste voorstellen uiteindelijk als wet worden aangenomen. Gezien het commentaar/aantal vragen door de oppositie verwacht ik niet dat er veel wijzigingen komen in deze wetsvoorstellen.
Heeft u vragen over deze maatregelen of over andere punten met betrekking tot het Belastingpakket 2020 die gaan over de loonheffingen, dan kunt u altijd contact met mij opnemen.